Phrases in the past tense in Dutch
Phrases (in the past tense) with audio
Advertisement
Learning phrases in the past tense in Dutch is important for several reasons:
- Communicating about past events: By learning phrases in the past tense, you can effectively communicate about past events and actions. This is essential for personal, professional, and academic interactions.
- Enhancing comprehension: Understanding phrases in the past tense is crucial for comprehending written and spoken Dutch, as many texts and conversations refer to past events.
Dutch Sentence | English Translation |
---|---|
Ik heb gisteren een boek gelezen. | I read a book yesterday. |
[responsivevoice voice="Danish Female" rate="0.8" buttontext="►"]Hij ging naar de supermarkt om boodschappen te doen. | He went to the supermarket to do some shopping. |
Zij aten een heerlijke maaltijd in het restaurant. | They had a delicious meal at the restaurant. |
Wij bezochten het museum vorige week. | We visited the museum last week. |
Hij kreeg een nieuwe baan bij een groot bedrijf. | He got a new job at a big company. |
Zij volgden een cursus om hun taalvaardigheid te verbeteren. | They took a course to improve their language skills. |
Wij reisden vorig jaar naar Frankrijk. | We traveled to France last year. |
Hij maakte een lange wandeling door het bos. | He took a long walk through the forest. |
Zij keken naar een spannende film op televisie. | They watched an exciting movie on TV. |
Wij sliepen slecht tijdens ons verblijf in het hotel. | We slept poorly during our stay at the hotel. |
Hij studeerde hard voor zijn examens. | He studied hard for his exams. |
Zij vierden hun verjaardag met een groot feest. | They celebrated their birthday with a big party. |
Wij bezochten de bezienswaardigheden in de stad. | We visited the sights in the city. |
Hij verhuisde naar een nieuw appartement. | He moved to a new apartment. |
Zij genoten van het mooie weer op het strand. | They enjoyed the nice weather on the beach. |
Wij aten een heerlijk ontbijt in het hotel. | We had a delicious breakfast at the hotel. |
Hij kocht een nieuw huis in de buitenwijk. | He bought a new house in the suburbs. |
Zij namen deel aan een sportevenement in het weekend. | They participated in a sports event on the weekend. |
Wij vierden Kerstmis met onze familie. | We celebrated Christmas with our family. |
Hij bezocht zijn vrienden in het buitenland. | He visited his friends abroad. |