Learn Dutch family phrases with audio

Learn Dutch family phrases

Advertisement

Sure, I’d be happy to help! Here are Dutch phrases using family members with their English translations :

Dutch Phrase English Translation
Mijn vader is een ingenieur. My father is an engineer.
Mijn moeder is een lerares. My mother is a teacher.
Mijn broer is een student. My brother is a student.
Mijn zus is een dokter. My sister is a doctor.
Mijn grootvader is gepensioneerd. My grandfather is retired.
Mijn grootmoeder is overleden. My grandmother passed away.
Mijn oom is een advocaat. My uncle is a lawyer.
Mijn tante is een accountant. My aunt is an accountant.
Mijn neefje is nog een baby. My nephew is still a baby.
Mijn nichtje is drie jaar oud. My niece is three years old.
Ik hou van mijn gezin. I love my family.
Mijn zoon is getrouwd. My son is married.
Mijn dochter heeft een hond. My daughter has a dog.
Mijn kleinzoon is vier jaar oud. My grandson is four years old.
Mijn kleindochter is een baby. My granddaughter is a baby.
Mijn schoonmoeder maakt de beste taarten. My mother-in-law makes the best pies.
Mijn schoonvader is heel aardig. My father-in-law is very kind.
Mijn schoonzus heeft een nieuwe baan. My sister-in-law has a new job.
Mijn zwager is verhuisd naar een ander land. My brother-in-law has moved to another country.
Mijn stiefvader is een goede kok. My stepfather is a good cook.
Mijn stiefmoeder heeft een drukke baan. My stepmother has a busy job.
Mijn halfbroer en ik zijn beste vrienden. My half-brother and I are best friends.
Mijn halfzus is mijn buurvrouw. My half-sister is my neighbor.
Mijn ouders zijn al veertig jaar getrouwd. My parents have been married for forty years.
Mijn tweelingbroer en ik lijken niet op elkaar. My twin brother and I don’t look alike.
Mijn oudste dochter gaat binnenkort studeren. My oldest daughter is going to college soon.
Mijn jongste zoon is heel sportief. My youngest son is very athletic.
Mijn lievelingsnichtje is vandaag jarig. My favorite niece is having her birthday today.
Mijn oom heeft een grote auto. My uncle has a big car.
Mijn tante woont in Frankrijk. My aunt lives in France.
Mijn neef is heel slim. My nephew is very smart.
Mijn nicht heeft lang blond haar. My niece has long blonde hair.
Mijn vader is jarig op 12 juni. My father’s birthday is on June 12th.
Mijn moeder kookt altijd lekker. My mother always cooks deliciously.
Mijn broer speelt graag videogames. My brother likes to play video games.