Learn Dutch-Learn Dutch phrases (timing)

Learn Dutch phrases (timing)

Advertisement

Sure, here are some common Dutch words and phrases related to timing :

Dutch Words and Phrases English Translations
tijd time
klok clock
uur hour
minuut minute
seconde second
ochtend morning
middag afternoon
avond evening
nacht night
dag day
week week
maand month
jaar year
op tijd on time
te laat late
vroeg early
gisteren yesterday
vandaag today
morgen tomorrow
volgende week next week
vorige week last week
komende maand next month
afgelopen jaar last year
vooruit plannen plan ahead
tijd verspillen waste time
tijd besparen save time
tijd nemen take time
tijd bijhouden keep track of time
tijdreizen time travel
in de tussentijd in the meantime
het is tijd om te gaan it’s time to go
de tijd gaat snel time flies
tijd is geld time is money

Dutch phrases using timing as examples :

Dutch Phrases English Translations
Hoe laat is het? What time is it?
Het is nu tien uur. It’s ten o’clock now.
We moeten opschieten, we zijn al laat. We need to hurry, we’re already late.
Ik ben te vroeg gekomen. I arrived too early.
Ben je op tijd voor je afspraak? Are you on time for your appointment?
We hebben nog vijf minuten voordat de les begint. We have five more minutes before class starts.
Ik heb geen tijd om te koken vanavond. I don’t have time to cook tonight.
Ik ben nog bezig, ik heb meer tijd nodig. I’m still working on it, I need more time.
Ik ben vergeten om de tijd bij te houden. I forgot to keep track of the time.
Het duurt maar vijf minuten. It only takes five minutes.
We zijn laat begonnen, dus we moeten langer doorgaan. We started late, so we have to go on longer.
Ik heb geen tijd te verliezen. I have no time to lose.
We moeten op tijd bij het station zijn. We need to be on time at the station.
De tijd vliegt als je plezier hebt. Time flies when you’re having fun.
We hebben genoeg tijd om te lunchen. We have enough time to have lunch.
Ik heb geen zin om mijn tijd te verspillen aan nutteloze dingen. I don’t want to waste my time on useless things.
Ik heb mijn horloge vergeten. I forgot my watch.
Laten we afspreken om zeven uur vanavond. Let’s meet at seven o’clock tonight.
Ik heb geen idee hoe laat het is. I have no idea what time it is.
Ik ben bang dat ik te laat ben. I’m afraid I’m late.
Morgen heb ik een druk schema. I have a busy schedule tomorrow.
Hij is precies op tijd gekomen. He arrived exactly on time.
Het duurt twee uur om daar te komen. It takes two hours to get there.
Ik heb geen tijd om te ontspannen. I don’t have time to relax.
We hebben geen haast, we hebben nog tijd genoeg. We’re not in a hurry, we still have plenty of time.
Ik heb nog nooit zo’n lange rij gezien. I’ve never seen such a long line before.
De vergadering begint om half negen. The meeting starts at half past eight.
Ik ben bang dat ik niet op tijd zal zijn. I’m afraid I won’t be on time.
We moeten ons haasten om de trein te halen. We need to hurry to catch the train.
Ik heb gisteravond laat gewerkt. I worked late last night.
De deadline is over een week. The deadline is in a week.
Het is belangrijk om tijd te nemen voor jezelf. It’s important to take time for yourself.