Learn Dutch – Phrases Using (Small Talk 3) with sound

Phrases Using (Small Talk 3)

Advertisement

Dutch English
Hallo! Hello!
Hoe gaat het met je? How are you?
Goed, dank je. En met jou? Good, thank you. And you?
Ook goed, dank je. Also good, thank you.
Waar kom je vandaan? Where are you from?
Ik kom uit [land]. I am from [country].
Wat doe je voor werk? What do you do for work?
Ik ben [beroep]. I am a [profession].
Heb je nog vakantieplannen? Do you have any vacation plans?
Ja, ik ga naar [plaats]. Yes, I am going to [place].
Leuk! Ik ben daar ook geweest. Nice! I have been there too.
Wat voor muziek luister je graag? What kind of music do you like to listen to?
Ik hou van [genre]. I like [genre].
Heb je nog tips voor een goed restaurant hier in de buurt? Do you have any recommendations for a good restaurant around here?
Ja, ik raad [restaurantnaam] aan. Yes, I recommend [restaurant name].
Bedankt voor de tip, ik zal het onthouden. Thank you for the recommendation, I will remember it.
Hoe was je weekend? How was your weekend?
Het was erg leuk. Ik ben naar [activiteit] geweest. It was very nice. I went to [activity].
Wat voor sporten beoefen je? What kind of sports do you practice?
Ik doe aan [sport]. I practice [sport].
Wat zijn je hobby’s? What are your hobbies?
Ik hou van [hobby]. I like [hobby].
Wat voor boeken lees je graag? What kind of books do you like to read?
Ik lees graag [genre]. I like to read [genre].
Wat voor films kijk je graag? What kind of movies do you like to watch?
Ik kijk graag naar [genre]. I like to watch [genre].
Zullen we binnenkort weer afspreken? Shall we meet up again soon?
Ja, dat lijkt me leuk. Laten we binnenkort een datum prikken. Yes, that sounds good. Let’s schedule a date soon.
Bedankt voor het praatje. Thanks for the chat.
Graag gedaan. You’re welcome.